254566561_640


‘Kiev staat in brand en het kan mij niets schelen’. Dit is de titel van een column van de filosoof Alain de Botton.  Hij provoceert. Het ‘kan mij niet schelen’ slaat ook op elke andere brandhaard in de wereld. Syrië bloedt, het doet me niks. In Zuid-Soedan huilt een kind, doe mij maar een cappuccino.

De Botton stelt dat het nieuws over gewapende conflicten en menselijk lijden ons wel bereikt maar niet raakt. Zeker, we beseffen best wel dat oorlog en andere rampspoed belangrijk zijn voor de wereld. Maar het kan ons niets schelen. Het raakt ons niet. Sterker nog, voor die onverschilligheid behoeven ons ook niet langer te schamen, zegt De Botton. Want we leven hier en niet daar. Wij zijn hier met andere dingen bezig. Minder belangrijk in het perspectief van de wereldpolitiek maar wel belangrijk voor onszelf. We moeten dus vooral niet te zwaar tillen aan onze onverschilligheid.

Deze ode aan de onverschilligheid van De Botton contrasteert met het appel tot solidariteit. Publieksfilosoof De Botton morrelt met zijn column aan ons morele plichtsbesef. Hij provoceert en relativeert dat plichtbesef.

Wij kunnen er niet omheen dat nabijheid een bepalende factor is voor morele plichten. Hoe komt het anders dat mensen zich verplicht voelen te hulp te schieten als zij zien dat een kind verdrinkt in de vijver voor hun huis en niet als zij mensen bij duizenden zien sterven in Syrië en Soedan? Het is kennelijk onvermijdelijk dat humanitaire rampen ver weg leiden tot een zekere morele distantie.

Maar nabijheid is een rekbaar begrip. De afstand valt weg zodra het noodlot ergens ver weg een bekende treft. En door de media worden wij dagelijks geconfronteerd met de beelden van humanitaire catastrofes overal vandaan. Geen wonder dat wij die beelden ervaren als een appel op onze morele plichtsbesef.

Bovendien verbindt globalisering ons door duizend onzichtbare draden met de meest afgelegen plekken. Plaatsen ver weg waar onder miserabele omstandigheden onze grondstoffen gewonnen en onze kleding geproduceerd worden. Waar machthebbers met ons geld en onze wapens huis houden. En die wetenschap doet heel terecht een appel op onze morele plicht.

Wij moeten altijd het goede doen. Natuurlijk wil dat niet altijd zeggen dat we de hele dag het goede moeten doen. Wij kunnen immers onmogelijk overal op reageren. En hoe pijnlijk dat ook is, er zijn ook tragedies waarop wij geen antwoord hebben. Maar dat legitimeert geen onverschilligheid.

Wij ontkomen er niet aan onze solidariteit te doseren. Wij kunnen ons daarbij richten op die idealen die wij belangrijk vinden: Vrede of fundamentele mensenrechten, of op die problemen waaraan wij zelf, hoe bescheiden ook, een bijdrage kunnen leveren. Door eerlijk te sparen of verantwoord energie te kopen. Door onze stem te laten horen als het er toe doet.

Door ons te verdiepen in hun lot kunnen mensen ver weg ons nabij worden. Dan kunnen wij onszelf herkennen in het gelaat van de ander. Dat vergt durf. Durf omdat we daarmee in moeten gaan tegen gevoelens van machteloosheid, tegen de onverschilligheid en de legitimering daarvan.

Geef een reactie