imagesMinister Ploumen moet ontwikkelingssamenwerking vernieuwen, verdedigen en verbreden, en dat met 1 miljard minder geld. Dat lijkt een mission impossible. Vandaag  presenteerde zij met de beleidsnota “Wat de wereld verdient: een nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen” op hoofdlijnen haar visie op internationale samenwerking. Verdient die visie onze steun?

De minister staat voor drie formidabele uitdagingen. In de eerste plaats moet zij een relevante en toekomstgerichte agenda voor internationale samenwerking ontwikkelen en daarvoor aanvullende innovatieve financiering door de private sector realiseren. In de tweede plaats moet zij de ontwikkelingsrelevantie van haar budget garanderen tegenover een gretig bedrijfsleven en een armlastige krijgsmacht. In de derde plaats moet zij politieke vooruitgang boeken op gebied van coherentie. De uitdaging is om er voor te zorgen dat andere beleidsterreinen de doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking niet ondergraven maar juist versterken. De winst op de coherentieagenda moet de bezuiniging op het ontwikkelingsbudget goedmaken.

Nieuwe agenda: eerste aanzetten

De contouren van de nieuwe agenda voor internationale samenwerking tekenen zich af. Er blijft aandacht voor vrede en veiligheid in fragiele en conflictlanden waar geen enkel ontwikkelingsdoel is gerealiseerd. Er is meer oog voor het feit dat het armoedevraagstuk in middeninkomenlanden een herverdelingsvraagstuk is. De aandacht voor de publieke goederen wordt voortgezet en blijft gefocust op de bekende vier speerpunten: water, voedselzekerheid, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en veiligheid en rechtsorde.

De politieke ambitie van de minister is hoog: “het uitbannen van extreme armoede binnen één generatie”. De intenties zijn nobel: Nederland “blijft solidair met de allerarmsten.” Tegelijkertijd is enig realisme aanwezig: “de invloed van ons land neemt af.”

Ontwikkelingsrelevantie: beter verzekeren

Nederland gaat met ontwikkelingsgeld ondernemers in ontwikkelingslanden en in Nederland ondersteunen. Het Dutch Good Growth Fund moet de risico’s verbonden aan investeringen in en handel met ontwikkelingslanden afdekken. Dat kan ontwikkelingsrelevant zijn indien deze bijdragen aan werkgelegenheid, kennisoverdracht, en productiecapaciteit in ontwikkelingslanden, stelt de minister. Ondernemingen moeten wel voldoen aan eisen op gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Jammer dat het fonds zich niet exclusief of in belangrijke mate richt op fragiele landen. Juist daar zijn banen essentieel voor het doorbreken van de vicieuze cirkel van geweld en armoede, juist daar zijn de risico’s voor investeerders groot. Minister Ploumen laat in het midden of het fonds nu vooral ten goede komt van Nederlandse ondernemingen of van ondernemingen gevestigd en actief in ontwikkelingslanden. Uit internationaal onderzoek blijkt dat private sector steun maar voor 25% terecht komt bij ondernemingen in lage inkomenlanden en voor 50% bij ondernemingen gevestigd in OESO-landen en belastingparadijzen. Waarom verzekert de minister niet dat 50% van het Dutch Good Growth Fund terecht komt bij ondernemingen in ontwikkelingslanden en dat het fonds enkel wordt ingezet voor ontwikkelingsrelevante sectoren en ondernemingen die geen toegang hebben tot de private kapitaalmarkt.

Het Budget Internationale Veiligheid dient ten goede te komen van de veiligheid van burgers in fragiele staten. Dat blijkt uit het feit dat human security en de New Deal for Engagement in Fragile States richtinggevend zijn voor de aanwending van het BIV. De minister wil de ontwikkelingsrelevantie van het BIV steeds toetsen. Het BIV moet o.a. bijdragen aan de bescherming van burgers, waarmee de minister aansluiting zoekt bij het VN programma Protection of Civilians.

De toets op ontwikkelingsrelevantie en de gerichtheid van het BIV op human security moeten er voor zorgen dat de aanwending niet plaatsvindt voor het veiligstellen van Nederlandse veiligheids- en handelsbelangen. Een nadere uitwerking van deze toets op ontwikkelingsrelevantie luistert nauw, ook omdat er op het budget veiligheid en rechtsorde sterk wordt bezuinigd.

De aanwending van het BIV vergt steeds een geïntegreerde benadering. Kenmerk van deze benadering is dat veiligheidsvraagstukken niet enkel met militaire middelen zijn op te lossen maar ook een politieke inzet vergen. Dat zal ook eisen stellen aan de inzet van het BIV.

Het is positief dat er meer aandacht zal zijn voor conflictpreventie. Dat biedt kansen voor nieuwe initiatieven waarbij de veiligheid van burgers in fragiele staten leidend is.

Coherentieagenda: ambitieus maar afhankelijk van politieke wil

De notitie Wat de wereld verdient bevat ook eerste aanzetten voor een ambitieuze coherentieagenda. Coherent beleid op gebied van belastingverdragen, belastingontduiking, landbouwbeleid, klimaat, transparantie, maatschappelijk verantwoord ondernemen is zondermeer politiek relevant.

Opvallend is dat de coherentieagenda geen initiatieven bevat op gebied van defensie en wapenhandel. Kan de minister die via het BIV bijdraagt aan de inzet van de krijgsmacht voor ontwikkelingsdoelen ook eisen stellen aan de inzet en inrichting van de krijgsmacht? Waarom eist de minister niet dat Protection of Civilians wordt verankerd in het Toetsingskader dat wordt gebruikt bij de inzet van Nederlandse militairen? Waarom neemt de minister geen voorhoederol bij het ratificeren en implementeren van het Arms Trade Treaty door Nederland?

De coherentie agenda is ambitieus maar voor het realiseren van de doelstellingen is de minister afhankelijk van haar collega’s in de ministerraad en in Europa. Daarom is het belangrijk dat de coherentieagenda wordt geoperationaliseerd in resultaatverplichtingen. Het parlement dient de voortgang van de coherentieagenda jaarlijks te monitoren op basis van een voortgangsverslag van de minister.

Maatschappelijke organisaties: politieke steun en financiële aderlating 

De minister is positief over maatschappelijke organisaties. Zij waardeert de politieke en dienstverlenende rol die deze organisaties spelen, zowel in lage- en middeninkomenlanden als in Nederland. Zij wil zich bovendien inspannen om de politieke ruimte voor en de vrijheid van maatschappelijke organisaties  te vergroten en hen te vrijwaren van onnodige regeldruk. Een volmondige erkenning van de publieke functie en de principiële vrijheid van maatschappelijke organisaties. Maar hoewel de minister de huidige financiering (t/m 2015) ongemoeid laat, wordt de financiering van deze publieke functies onder invloed van de bezuinigingen na 2015 ondermijnd. De voorziene bezuiniging van 230 miljoen is disproportioneel en komt bovenop eerdere disproportionele bezuinigingen in de afgelopen jaren. Daar stelt de minister weliswaar tegenover dat er ruimte is voor financiering van maatschappelijke organisaties binnen haar speerpunten, maar ze laat in het midden welke bedragen ze daarvoor wil reserveren.

De minister wil solidair zijn met de allerarmsten en geschiedenis schrijven door het vergroten van de coherentie van internationaal beleid. Dat vergt politieke strijd waarbij zij de steun van het maatschappelijk middenveld nodig heeft en verdient. Het bedrijfsleven, dat ondanks bezuinigingen meer geld krijgt, kan wel bijdragen aan economische groei maar niet aan politieke veranderingen. Die zijn noodzakelijk want “de markt is niet perfect”. De minister moet er voor waken dat zij met disproportionele bezuinigingen op maatschappelijke organisaties de zo noodzakelijke “stem van burgers” smoort. Dat kan niet de bedoeling zijn.

Geef een reactie