Deze week legt de regering in de Tweede Kamer verantwoording af over de Nederlandse bijdrage aan de ISAF-missie in Afghanistan. Tijdens deze grootste Nederlandse missie sinds Korea zond de regering 20.000 Nederlandse militairen en 130 civiele medewerkers naar Afghanistan uit,  spendeerde zij 2 miljard euro aan ‘Uruzgan’, en kwamen 25 Nederlandse militairen om het leven.

Afgezet tegen de ambitieuze doelstellingen zijn de resultaten in Uruzgan uiterst bescheiden en niet onomkeerbaar. Bovendien is er het pijnlijke besef dat tien jaar na de start van de ISAF-missie succes in Afghanistan nog altijd niet zeker is. Er valt daarom maar bitter weinig te zeggen over de duurzame resultaten van de Nederlandse inspanningen in Uruzgan.

Voor het eerst was een commissie van onafhankelijke deskundigen op afstand betrokken bij de evaluatie van een missie. Deze commissie, waar ondergetekende deel van uitmaakte, windt geen doekjes om de fundamentele kritiek die zij op diverse onderdelen van de evaluatie van de Uruzgan-missie heeft. Zo waren de doelstellingen van de missie volgens de commissie impressionistisch en ambitieus in plaats van concreet en realistisch. Daarnaast ontbrak het aan vooraf vastgestelde resultaatindicatoren voor veiligheid, goed bestuur en sociaaleconomische ontwikkeling in Uruzgan, wat de evaluatie “problematisch” maakte. Met andere woorden, op het gebied van evaluatie van dergelijke missies valt nog veel te verbeteren.

Bescherming van burgers
Belangrijker nog is de aanbeveling van de commissie dat in het Toetsingskader, de leidraad bij voorbereiding op en verantwoording van missies, expliciete aandacht voor bescherming van burgers noodzakelijk is. De betrokken bewindslieden achten opname van burgerbescherming in het Toetsingskader echter overbodig. Bescherming van burgers is in hun ogen staand beleid, de normen zijn duidelijk. Daarmee is voor hen de kous af. Maar geen eeuw had zulke goede normen en zulke slechte praktijken op gebied van bescherming van burgers.

In 2011 vielen er 3021 burgerslachtoffers in Afghanistan, zo maakte de VN juist afgelopen weekend bekend. Voor het vijfde jaar op rij  stijgt  het aantal burgerslachtoffers. In 2011 8% meer  dan 2010 en 25% meer dan in 2009. Zo’n 14% van deze slachtoffers in 2011 wordt toegerekend aan militair geweld van Afghaanse en internationale militairen. Luchtsteun en luchtaanvallen vormen de voornaamste oorzaak van burgerslachtoffers door ISAF, het aantal slachtoffers steeg in 2011 met 9%. Er zijn te weinig militairen, te weinig ‘boots on the ground’ om Afghaanse burgers te beschermen. Daardoor is de afhankelijkheid van luchtsteun groot.

Pijnlijke trend
Afghanistan past in een pijnlijke trend. Het aantal burgerslachtoffers tijdens gewapende conflicten stijgt. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vormden burgers 5% van het totale aantal slachtoffers. Volgens sommige onderzoekers zijn nu 80-90% van de slachtoffers in oorlogen burgers, in meerderheid vrouwen en kinderen.

Het is om deze reden dat de VN steeds dringender aandacht vraagt voor de bescherming van burgers tijdens gewapende conflicten. Bescherming is niet enkel een juridische verplichting, maar ook een kritische succesfactor voor missies. Dit stelt de hoogste eisen aan militaire strategieën en doctrines. Aan de voorbereiding en training van militairen. En aan monitoring en rapportage over verplichtingen die voortvloeien uit bescherming van burgers.

Juridische verplichting
De VN roept lidstaten op bescherming van burgers expliciet te benoemen als taak binnen missies. Waarom zou Nederland dit niet in het Toetsingskader doen? In een beleidsnota over bescherming van burgers in gewapend conflict stelt het Verenigd Koninkrijk dat geen enkele internationale of regionale organisatie beschikt over een uitgewerkte strategie en doctrine voor de bescherming van burgers. Hoezo, ‘staand beleid’? In de praktijk blijkt bovendien dat monitoring en rapportage met betrekking tot de bescherming van burgers incompleet en inconsistent is.

Regering en Tweede Kamer moeten daarom uit de Uruzgan-missie een belangrijke les trekken. De regering dient beleid te ontwikkelen voor de bescherming van burgers in gewapend conflict. En bescherming van burgers moet als juridische verplichting en kritische succesfactor verankerd zijn in het Toetsingskader. Zijn we dat ook niet verplicht ten opzichte van de 50 tot 80 Afghaanse burgers die door Nederlands vuur zijn omgekomen in Uruzgan?

2 gedachten over “De les van Uruzgan

    1. Er bestaat geen sluitend systeem voor het monitoren, registreren en verantwoorden van burgerslachtoffers. De registratie door UNAMA laat zien dat er veel meer mogelijk en nodig is. Er valt veel te verbeteren. In de huidige situatie is de aandacht voor de protectie van burgers en het voorkomen van burgerslachtoffers onvoldoende.

Geef een reactie