Minister Blok stelde in een praatje dat een multiculturele samenleving geen vreedzaam verband kan zijn. Diep in onze genen is volgens Blok bepaald dat we tot een overzichtelijke groep willen behoren. Dat we niet goed in staat zijn om samen te leven met ons onbekende mensen. Dat we hechten aan ons eigen groepje “om mee te jagen en een dorpje te kunnen onderhouden.” De minister kent geen landen waar een diverse bevolking in vrede samen leeft.

Zijn praatje leidde tot felle reacties. Geert Wilders vroeg juichend wanneer de zienswijze van Blok beleid wordt. Jesse Klaver vroeg de premier in een ‘Beste Mark-brief’ juist op te komen voor de Turkse bakker in Amsterdam-West.

Blok moet zich in de Tweede Kamer verantwoorden voor zijn prikkelend bedoelde praatje. Zelf vindt hij zijn woorden achteraf ongelukkig en onzorgvuldig gekozen. “Had ik niet moeten doen,” zegt Blok over zijn uitspraak dat mensen genetisch niet in staat zijn vreedzaam samen te leven in een multicultureel land. Het was niet bedoeld als vrijbrief voor racisme en uitsluiting maar het blijft kennelijk wel zijn overtuiging. Tenminste, zolang het niet empirisch weerlegd kan worden. Dat is nogal een markante positie. Zeker voor een minister van Buitenlandse Zaken die verantwoordelijk is voor vrede en veiligheid. En daarmee ook voor het voorkomen en aanpakken van etnische en religieuze conflicten.

Gelukkig is er genoeg empirisch onderzoek beschikbaar om Blok’s visie te weerleggen. Oxford hoogleraar Frances Stewart deed onderzoek naar groepsidentiteiten. Groepsidentiteiten neigen tot conflict indien deze identiteiten overlappen met ongelijkheid. Deze ongelijkheid kan economisch zijn, denk aan bezit, inkomen en werk, of sociaal door ongelijke toegang tot basisvoorzieningen. Maar er zijn ook verschillen in politieke mogelijkheden en macht en er is culturele ongelijkheid door verschillen in erkenning van taal, religie en gewoonten.

Volgens Stewart neemt de kans op (gewapend) conflict toe als er grote verschillen zijn tussen groepen in een samenleving. Ook blijkt dat politieke mobilisatie van groepen vooral aannemelijk is als er sprake is van een hardnekkige politieke en economische ongelijkheid tussen groepen.

Blok zoekt de oorzaak van conflicten in multiculturele samenlevingen in het DNA van de mens, Stewart in de ongelijkheid tussen groepen en de grieven die daaruit voortkomen. Zo’n verschil in analyse is bepalend voor het beleid om etnische en religieuze conflicten te voorkomen en op te lossen. Blok lijkt vanuit zijn politiek pragmatische houding meer te pleiten voor een homogene samenleving die ons onbekende mensen beter buitensluit. Stewart pleit op basis van zijn empirische onderzoek juist voor een inclusieve samenleving waarbij de politiek de oorzaken van onrecht en uitsluiting bestrijdt.

Ook het gezaghebbende ‘Pathways for Peace’ rapport van de VN en de Wereldbank pleit voor zo’n inclusieve benadering. Het rapport beschouwt het mobiliseren van percepties van uitsluiting en onrecht die voortkomen uit ongelijkheid tussen groepen als “één van de grootste risico’s op geweld” in onze tijd.

Blok heeft natuurlijk gelijk dat mensen soms geneigd zijn veiligheid in hun eigen groep zoeken. Dat is niet zozeer genetisch bepaald maar vooral het resultaat van een variëteit aan objectieve en subjectieve redenen. Binnen groepen delen mensen emoties, geschiedenis, verhalen van vernedering, frustraties of identiteiten die hen motiveren om collectief in actie te komen op heel verschillende wijzen. Overigens blijkt uit het Pathways for Peace rapport  dat de perceptie van ongelijkheid tussen groepen in de politieke mobilisatie van groepen minstens zo zwaar weegt als feitelijke uitsluiting en onrecht.

De overtuiging dat spanning tussen groepsidentiteiten genetisch bepaald is mist niet alleen een empirische basis, het is ook een gevaarlijke misvatting die geen antwoord biedt op maar juist voeding geeft aan het mobiliseren van percepties van uitsluiting en onrecht.

Het Kamerdebat over de uitspraken van Blok moet daarom geen ritueel woordenspel worden tussen een minister en de woordvoerders van oppositie- en regeringspartijen. Het moet gaan over de fundamentele vraag hoe we, in Nederland en daarbuiten, omgaan met de percepties van uitsluiting en onrecht en hoe we aankijken tegen de oorzaken van conflicten die voortvloeien uit de ongelijkheid tussen groepen.

Laten we niet vergeten dat de regering zich in het verband van de VN heeft verbonden aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelen. Eén van die doelen is het realiseren van een inclusieve en vreedzame samenlevingen door uitsluiting, ongelijkheid en onrecht aan te pakken. Als het goed is, wordt daaraan gewerkt door het gehele Nederlandse kabinet. Over de vraag of dat inclusief  Blok is, mag geen enkele twijfel bestaan.

Geef een reactie