We leven in verwarrende tijden. Veel mensen hebben het gevoel dat ze hun land, dat ze hun leven en toekomst niet meer in eigen hand hebben. “Waar het gaat om onze gemeenschappelijke doelstellingen, om ons duurzaam welbevinden, om onze persoonlijke zekerheid zijn we minder optimistisch dan ooit tevoren sedert de Tweede Wereldoorlog.” Dat concludeerde de inmiddels overleden historicus Tony Judt zeven jaar geleden.

Intussen zijn we over onze toekomst alleen nog maar meer onzeker geworden. Uit recent onderzoek (door de Nationale Toekomst Monitor) blijkt dat wij Nederlanders overwegend pessimistisch zijn. Over de toekomst van onze samenleving. Maar ook over het milieu, de overheid en de geopolitieke ontwikkelingen. 2 op de 3 Nederlanders verwachten dat onrust en conflict in de toekomst zullen toenemen.

En ik kan me dat pessimisme wel voorstellen. Aan de randen van Europa zien we ongebreideld oorlogsgeweld. Landen schenden straffeloos het oorlogsrecht. Het aantal vluchtelingen is historisch hoog. De geopolitieke spanningen rond Noord-Korea lopen op. In Amerika hebben we een onberekenbare president. Het aantal autocratische regimes neemt toe ten koste van democratische principes. Wereldwijd neemt de vrijheid van de pers en het maatschappelijk middenveld af. De VN is verdeeld en faalt op belangrijke dossiers. De Europese Unie sluit zijn grenzen, wordt kleiner en toont een pijnlijk gebrek aan solidariteit. NAVO-bondgenoten staan tegenover elkaar. Landen laten zich leiden door kortzichtig eigen belang. En in Nederland zijn we meer verdeeld en gepolariseerd. Geen wonder dat mensen denken dat onrust en conflict zullen toenemen.

In 2010 zei Tony Judt al: “We hebben geen idee wat voor wereld onze kinderen van ons zullen erven maar we kunnen onszelf in elk geval niet langer wijsmaken dat deze wereld nog op een geruststellende wijze zal lijken op de onze”. Ik heb het gevoel dat we vandaag nog veel minder een idee hebben over de wereld van morgen.

Dat gebrek aan optimisme, die onzekerheid over de toekomst roept emoties op. In onze Europese samenlevingen heerst vooral de angst. Angst voor extremistisch geweld door moslims. Angst voor de groeiende steun voor extreem rechtse denkbeelden. Angst voor bloedige oorlogen aan de grenzen van Europa en voor vluchtelingen en migranten die hun heil bij ons zoeken. Angst voor de verre vreemdeling die daardoor plotseling in ons midden leeft.

Angst is er natuurlijk ook in Noord-Afrika en het Midden Oosten. Maar veel meer dan angst leeft daar de hopeloosheid en de vernedering. Nergens ter wereld is de generatie van onder de twintig zo groot als in Afrika. Nergens hebben zoveel jongeren geen opleiding, geen werk en geen uitzicht op een toekomst. En nergens voelen jonge mensen zich zo vernederd als in de Arabisch wereld. Vernederd door autoritaire regimes die hen de mond snoeren. Die hun verlangen naar vrijheid en hun waardigheid als mens vertrappen. En vergeten en genegeerd door het Westen.

Maar laten we niet vergeten dat er ook in Nederland mensen leven die zich vernederd voelen en geen toekomst zien. Deze week maakte het College voor de Rechten van de Mens bekend dat er Nederland bijna 800.000 mensen in armoede leven, ondanks herstel van de economie. Ze hebben te weinig geld voor eten, ze krijgen niet de zorg die ze nodig hebben en schamen zich voor hun leefsituatie. Ze voelen zich achtergelaten, genegeerd en in hun waardigheid aangetast.

We leven in verwarrende tijden. En de emoties die daardoor worden oproepen bepalen in belangrijke mate de politiek. Dominique Moïsi is een Franse expert op gebied van internationale betrekkingen. Net als zijn vader, die Auschwitz overleefde, gelooft hij hartstochtelijk in Europa als vredesproject, in Europa als continent van de hoop.

Eén van zijn boeken gaat over ‘de geopolitiek van emoties’. De emoties angst, vernedering en hoop hebben volgens Moïsi een fundamentele invloed op de wereldpolitiek. Angst, vernedering en hoop zijn een weerslag van vertrouwen of het gebrek daaraan. Vertrouwen in onze toekomst, in onze politieke leiders en onze medemensen. En vertrouwen is de basis van hoe een volk zich voelt en gedraagt.

Internationale politiek lijkt vaak enkel te gaan over macht en belang, over geld en olie. Maar Moïsi stelt dat de geschiedenis niet enkel bepaald wordt door rationele zaken. Als we de internationale politiek beter willen begrijpen dan moeten we meer oog hebben voor de emoties van angst, vernedering en hoop.

En Moïsi lijkt een punt te hebben. Als we met zijn bril naar de wereldpolitiek kijken dan zien we dat emoties een factor zijn. Vernedering maakt jonge mensen in het Midden-Oosten en daarbuiten vatbaar voor de lokroep van extremistisch geweld. Hopeloosheid drijft migranten op weg naar een toekomst in Europa in de armen van mensensmokkelaars. Angst motiveert kiezers in Europa hun heil te zoeken bij nationalistische politiek, bij een politiek die voor ‘eigen volk eerst’ kiest en ‘de ander’ buitensluit.

Er wordt gezegd dat de onderhandelingen over een nieuwe regeringscoalitie zijn vastgelopen op migratie. Maar ging het in de kern niet over angst, angst voor de ander? Gedreven door angst voor verlies aan identiteit zijn er partijen die migranten en vluchtelingen willen buitensluiten. Maar mogen we mensen op de vlucht voor oorlog en vervolging het recht op asiel ontzeggen? Mogen we vluchtelingen laten tegenhouden door dictators die rechten van vluchtelingen schenden? Willen we nog meer geld uitgeven aan muren en grenzen?

Ja, Moïsi lijkt gelijk te hebben. Angst is ook in politiek Den Haag een dominante emotie geworden. Een volk dat geen vertrouwen heeft is bang voor de ander en kiest voor een angstige politiek. Natuurlijk, we kunnen de complexe wereld van vandaag niet simpelweg herleiden tot emoties. Maar als we de wereld beter willen begrijpen moeten we misschien meer oog hebben voor emoties die van invloed zijn op het handelen van mensen maar ook van staten.

We leven in verwarrende tijden. En de vraag is hoe wij als vredesbeweging de cultuur van de hoop kunnen versterken in een tijd waarin de cultuur van de angst zo dominant is? Wat is daarvoor nodig?

Om te beginnen komt het in deze tijd aan op verbeeldingskracht. Als we de cultuur van de angst, als we de vanzelfsprekendheid van de uitsluiting, de verlamming van de machteloosheid, de verdeeldheid van de polarisatie willen doorbreken dan moeten we een beroep doen op onze morele verbeeldingskracht. Verbeeldingskracht die ons als het ware optilt om over de angst, ook over onze eigen angst heen te kijken. Om oog te hebben voor al die hardnekkige hoopvolle en vreedzame initiatieven die juist ontstaan daar waar de strijd het meest hevig is.

Als we bij ons zelf de kracht van morele verbeelding willen aanspreken moeten we ons volgens de Amerikaanse mennoniet en hoogleraar vredesopbouw John Paul Lederach oefenen in vier capaciteiten.

In de eerste plaats moeten we meer beseffen dat we deel uitmaken van een gemeenschap van mensen. Een gemeenschap die elk mens insluit. Ook de mensen die zich vernederd of angstig voelen en daardoor tegenover ons kunnen staan met vijandige gevoelens. Dat vraagt dat we steeds uitnodigend moeten blijven naar de ander. Dat we blijven geloven dat mensen anders kunnen zijn dan ze in eerste instantie laten zien.

In de tweede plaats moeten we een fundamentele nieuwsgierigheid ontwikkelen. Een nieuwsgierigheid die niet terugdeinst voor de complexe vragen van deze tijd. Een nieuwsgierigheid die zich onttrekt aan het dominante wij – zij denken, aan de simpele zwart – wit schema’s en de gedachte dat wij ‘normaal’ zijn en anderen dus niet.

In de derde plaats moeten we geloven in onze eigen veranderkracht. We kunnen als burgers door vasthoudend en creatief te zijn, door ons te verbinden met andere mensen veel meer veranderen dan we vaak denken. De meest voorkomende manier waarop wij onze macht opgeven is door te denken dat we geen macht hebben.

En in de vierde plaats moeten een risico durven nemen. Als we samen de cultuur van de hoop willen verspreiden moeten we bereid zijn onbetreden paden te bewandelen en onbekend terrein te betreden. Dan moeten we samen zitten, samen eten en wandelen met mensen die ons misschien vreemd zijn.

Gewapend met deze verbeeldingskracht kunnen we samen aan de slag. In het internationale vredeswerk. Ver weg maar ook dichterbij tijdens de vredesweek in mijn en jullie eigen omgeving.

PAX wil in conflictgebieden en autoritaire staten de veranderkracht van burgers voor vrede versterken. De grote uitdaging is hoe betrokken mensen ondanks oorlogsgeweld, ondanks repressie zich kunnen organiseren als tegenmacht. In elk land zal dat anders gaan. Maar wat opvalt is dat steeds meer jonge mensen zich willen onttrekken aan de angst en de vernedering. Het is verrassend om te zien hoe hoopvol mensen kunnen zijn. Waar wij geen perspectief voor vrede ontdekken laten zij zien dat het al is begonnen. Ze leren ons dat vrede geen ideaal is waar je naar toe werkt. Vrede is al helemaal aanwezig waar de vrede zich concreet presenteert in mensen en hun vredesinitiatieven.

Daarover vallen vele verhalen te vertellen. Bijvoorbeeld over Um Marwan die ergens tussen Bagdad en Mosul woonde en moest vluchten voor ISIS. Ze werd een mediator in een vluchtelingenkamp. Het meest waardevolle dat zij nu bezit is haar bewustzijn en haar waardigheid. Ze zegt: “Ik weet het zeker, als ik sterker word kan ik er aan bijdragen dat mensen hun conflicten vreedzaam oplossen”.

Of Zaid Muhammed die als onderwijzer les bleef geven aan kinderen in Aleppo. Gewoon omdat hij gelooft in een toekomst zonder politieke en religieuze verdeeldheid. Hij zegt: “Ik wil bijdragen aan een nieuwe vreedzame generatie”.

Of die koppige bisschop Paride Taban die in het door oorlog en honger verscheurde Zuid Soedan zijn vredesdorp overeind houdt. Hij zegt: “Vrede is een werkwoord. Elke dag deel ik met de mensen die ik ontmoet acht werkwoorden: I hou van je, ik mis je, ik dank je, ik vergeef je, we vergeten, we zijn samen, ik was verkeerd, het spijt me.”

Of Setsuko Thurlow die als 13 jarig kind de atoombom op Hiroshima overleefde. Ze herinnert zich nog altijd die dodelijke stilte waarin alleen gekreun van gewonden was te horen. Zij zegt: “Ik geloof dat humaniteit en nucleaire wapens niet samengaan. Daarom voel ik de noodzaak om jonge generaties te vertellen over die vreselijke ochtend en daarom ik ben hoopvol dat in 2017 kernwapens verboden zullen worden.”

Het is onze gok, nee het is ons geloof, dat de getuigenissen van deze mensen besmettelijk zijn. Dat de plekken van vrede die zij vormen zullen groeien. Simpelweg omdat onder veel mensen altijd een diep verlangen naar vrede leeft.

PAX wil echter niet alleen de veranderkracht van burgers in conflictgebieden versterken. We willen als Nederlandse vredesbeweging ook de kracht van de verbeelding en verandering in ons eigen land versterken. Het belang daarvan is gegroeid door de toenemende verwevenheid tussen buitenland en binnenland. De binnenlandse politiek wordt steeds meer bepaald door wat er zich buiten onze grenzen afspeelt. De vernedering in het Midden-Oosten en de hopeloosheid in Noord-Afrika leidt in onze eigen samenleving tot angst voor terreur, moslims, migranten. En die angst zien we terug in de polarisatie van de samenleving, in de verdeeldheid in de Tweede Kamer, in de stagnatie aan tafel bij de kabinetsinformateur.

Als we ver weg en dichtbij willen bijdragen aan vrede moeten we ons niet door de angst maar juist door de hoop laten leiden. Mensen die zich door de cultuur van de hoop laten leiden zeggen: “Ik kan het veranderen. Ik wil het veranderen. Ik zal je laten zien dat ik het kan veranderen.” Daarom willen we als vredesbeweging de cultuur van de hoop in onze eigen samenleving versterken.

Er komt een programma in Nederland. Een programma dat zich laat leiden door de verbeeldingskracht. Een programma dat versterking van de verbindende krachten tot doel heeft. Een programma dat wil bijdragen aan het insluiten in plaats van het uitsluiten van mensen.

In het programma zal het gaan over issues die aan het vredeswerk raken: dus over vluchtelingen, over de islam, over verdeeldheid, over uitsluiting. Want dat zijn de thema’s die internationaal en in Nederland en in Europa angst oproepen, niet alleen bij mensen maar ook bij politici.

Het is nog te vroeg om veel meer over zo’n programma in Nederland te zeggen. Het is nog in volop ontwikkeling. Eén ding is echter duidelijk. Een programma in Nederland kunnen we nooit realiseren zonder jullie. We hebben jullie inbreng en ervaring nodig. Jullie zijn het motorblok van PAX in Nederland.

We leven in verwarrende tijden.Maar ik merk dat juist vanwege die verwarrende tijd meer mensen gaan beseffen dat hoop van vitaal belang is. Dat we koppig moeten volhouden. Dat we mogen geloven dat het anders kan. Dat we met de kracht van verbeelding dingen kunnen veranderen. Dat de vrede geen ideaal ver weg is maar een al lang begonnen realiteit. Dat de emotie van de hoop sterker is dan die van de angst en de vernedering.

Daarom zeg ik tegen mijzelf en tegen jullie:

“Laat je optillen uit de rauwe realiteit.
Laat je meenemen door je dromen.
Laat je opnemen in een wolk van grote woorden
liefde, recht, vrede en noem maar op.
Stel je voor dat je meedoet.
Stel je voor!”

Ambassadeursdag PAX, Utrecht, 20 mei 2017

Geef een reactie