Erdogan heeft met steun van een kleine meerderheid de afslag naar meer autocratie gekozen. VVD kamerlid Han ten Broeke kwam bij Een Vandaag met een interessante reactie. “Als je van mening bent dat de doodstraf een normaal onderdeel is van je rechtspraktijk, als je van mening bent dat de scheiding der machten niet belangrijk is, dat je een president hebt die alle bevoegdheden naar zich toetrekt en een parlement dat niets meer te vertellen heeft, een rechtelijke macht die wordt aangewezen door de regering, ja dan heb je hier niet zo veel te zoeken.”

Interessant want Turkije behoorde tot voor kort tot de ‘ongemakkelijke vrienden’ van Ten Broeke en andere aanhangers van de reaal politiek. Ongemakkelijke vrienden zijn landen waar het niet pluis is maar waarmee we toch zaken doen om strategische belangen te waarborgen. De mensenrechten kunnen er niet op orde zijn. Maar ja, er zijn nu eenmaal hogere belangen, lees onze veiligheid, energie en handel. Ik laat Ten Broeke nog even aan het woord: “We kunnen onze ziel onbevlekt houden door te weigeren handen te schudden met Al-Sisi of Erdogan, maar uiteindelijk zal blijken dat wij deze leiders dermate hard nodig hebben, dat we die morele arrogantie enkel zullen betreuren.”

De categorie ongemakkelijke vrienden heeft, zo blijkt uit de reactie op de referendumuitslag in Turkije, dus een ondergrens. Ongemakkelijke vrienden worden onmogelijk zodra ze de doodstraf hanteren, de trias-politica opheffen, de macht opeisen, het parlement muilkorven en de rechters benoemen. Erdogan is niet langer een ongemakkelijke, maar een onmogelijke vriend. Tenzij je tegelijkertijd moreel arrogant – Erdogan’s aanhangers hebben in Nederland weinig te zoeken – en politiek realist – we hebben Erdogan nu eenmaal hard nodig – wilt zijn.

De winst van Erdogan past in een trend. In 2016 gingen volgens Freedom House de politieke en burgerlijke vrijheden in 67 landen erop achteruit. Daar tegenover staan maar 36 landen waarin deze vrijheden vooruitgang boekten. Al elf (!) jaar op rij verliezen de principes van rechtsorde, democratie en mensenrechten terrein aan leiders en staten die zich door weinig laten hinderen bij het najagen van kortzichtig eigenbelang. Vaak bevinden deze landen zich in de grijze zone tussen democratie en autocratie.

De proliferatie van deze hybride regimes is geen goed nieuws voor democratie en mensenrechten en ook niet voor vrede en veiligheid. Steeds weer blijkt dat de ogenschijnlijke stabiliteit van deze regimes van tijdelijke aard is. Bovendien kenmerken hybride regimes zich niet enkel door binnenlandse repressie maar ook door militarisering van hun buitenlandbeleid. Ze interveniëren steeds openlijker in democratische landen. Rusland manipuleert verkiezingen. Saoedi-Arabië bemoeilijkt integratie van moslims. Turkije exporteert verdeeldheid. Het is kortom hoogtijd voor herijking van onze samenwerking met dit soort regimes.

Dat vergt politiek debat. Bijvoorbeeld over de vraag waar de ondergrens voor samenwerking met autoritaire regimes ligt? Moeten democratisch gekozen regeringen regimes als Saoedi-Arabië, Egypte en Turkije ondersteunen met economische en financiële steun of militaire hulp? De Adviesraad voor Internationale Vraagstukken (AIV) is hier opvallend duidelijk over. “Wanneer regeringen zich schuldig maken aan zeer ernstige schendingen van mensenrechten (…) ligt het niet in de rede met deze regeringen naast het onderhouden van diplomatieke betrekkingen innige vormen van samenwerking aan te gaan.” Nederland kan niet “innig” samenwerken met autoritaire regimes die zich schuldig maken aan marteling en standrechtelijke executies. In dat soort landen staan de fundamentele rechtsstatelijke beginselen en democratische principes natuurlijk ook onder druk.

Een tweede vraag die zich opdringt is: wanneer mogen we wel samenwerken met autoritaire regimes? De AIV stelt dat samenwerking alleen mogelijk is zodra regimes zich hebben vastgelegd op een koerst richting meer democratie. Dat moet blijken uit groeiend respect voor rechtsstatelijke beginselen en mensenrechten. Maar bijvoorbeeld ook uit terugdringing van de politieke rol van het leger. Dat is een pragmatische benadering die het realiseren van principiële doelstellingen naderbij kan brengen.

Een derde vraag is misschien wel het meest ongemakkelijk. Welke maatregelen moeten we nemen als ongemakkelijke vrienden onmogelijk worden? Kunnen de onderhandelingen over toetreding van Turkije tot de EU zomaar doorgaan? Kan de toch al omstreden vluchtelingendeal met Turkije blijven voortduren? Kan Turkije een betrouwbaar lid van de NAVO blijven? Mag Nederland militaire goederen aan Turkije exporteren?

De gestage terreinwinst van autoritaire leiders en hybride regimes ten koste van rechtsorde, democratie en mensenrechten dwingt tot een heroverweging van samenwerking met onmogelijke vrienden. Tot die conclusie kwam de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Condaleeza Rice al in 2005: “Zestig jaar hebben de Verenigde Staten naar stabiliteit gestreefd ten koste van democratie (….) en we hebben geen van beide bereikt.”

We moeten niet investeren in autoritaire leiders maar in de democratische aspiraties van mensen. Dat is geen morele arrogantie maar effectief buitenlandbeleid dat ook onze strategische belangen dient. Buitenlandbeleid dat principieel is in doelstelling, pragmatisch in benadering en strikt in het hanteren van een ondergrens voor onmogelijke vrienden.

Geef een reactie